ARN (Auto Recycling Nederland) zorgt ervoor dat iedere in Nederland verkochte auto aan het eind van zijn levensduur voor minstens 95 procent wordt gerecycled. Dat lukt de laatste jaren meer dan behoorlijk: maar 1,7 procent verdween in 2020 naar de vuilstort of verbrandingsoven. Toch zit ARN niet stil. Want de toekomst biedt voldoende uitdagingen. Nieuwe materialen, maar vooral elektrisch rijden zullen de komende decennia voor een revolutie zorgen.
ARN (Auto Recycling Nederland) richt de blik op de toekomst. Eerder beschreef de uitvoeringsorganisatie – die namens de RAI vereniging (auto importeurs), BOVAG (dealerbedrijven), FOCWA (schadeherstelbedrijven) en Stiba (voertuigdemontagebedrijven) de zogenoemde producentenverantwoordelijkheid uitvoert en daarmee zorgt dat iedere verkochte auto aan het einde van zijn levensduur voor tenminste 95 procent wordt gerecycled – een drietal scenario’s waarin vooruitgeblikt wordt op 2050. In de praktijk betekent dat vooral dat de manier waarop auto’s gerecycled worden drastisch zal veranderen. Digitalisering en met name het gebruik van (steeds zwaardere) accu’s zal een grote vlucht gaan nemen. Met de kennis en kunde die ARN zelf bij universiteiten, een automotive campus en het ministerie van Economische Zaken en allerlei belangenorganisaties verzamelt, ondersteunen ze de sector met de ontwikkelingen die er binnen de sector. Want er staat veel te gebeuren in de wereld van autorecycling. Daarom kijkt ARN heel bewust verder dan één of zelfs tien jaar vooruit.
Strenger
Het werk van ARN valt nu bijvoorbeeld nog onder de EU-end-of-life-vehicles-directive en de EU-battery-directive. Dat zijn beiden Europese richtlijnen die hoogstwaarschijnlijk snel worden omgezet in EU-regulations. En dat betekent dat de regels strenger, dwingender en veeleisender gaan worden.
Batterijen mogen nu bijvoorbeeld nog voor 50 procent gerecycled worden, dat zal 60 of 70 procent worden, zo ligt in de lijn der verwachting. ARN ziet dat vooral als kans. Batterijrecycling staat op dit moment nog in de kinderschoenen. Het is ook nog gevaarlijker om een auto met batterij te demonteren dan een conventionele auto met verbrandingsmotor. Niet voor niets ontwikkelen ze samen met kenniscentrum Innovam trainingsmodules waar autodemontagebedrijven gebruik van kunnen maken om zich te bekwamen in het demonteren van elektrische en hybride auto’s. Maar ook in het demonteren en recyclen van batterijen en hoe je die veilig opslaat en vervoert. Want het is complexe materie. Veel fabrikanten gebruiken in een nieuw type auto ook een nieuw type batterij. Dit is een grote uitdaging voor de toekomst van de autorecycling.
Diesel- of benzinetank
Ondanks de Europese plannen om na 2030 geen nieuwe auto’s met verbrandingsmotor meer toe te staan, blijft er ook in dat segment nog genoeg werk voor demontagebedrijven, voorspelt de ARN-directeur. Zij weten dat een gemiddelde auto tenminste 25 jaar meegaat. Dat betekent dat er nog meer dan genoeg auto’s met een diesel- of benzinetank gerecycled moeten worden. Juist daar wil ARN een rol pakken. Want het gaat niet alleen om de aandrijving: steeds meer auto’s bevatten composieten in plaats van metaal. Niet in de laatste plaats omdat die lichter zijn en elektrisch aangedreven auto’s door de enorme accupakketten zwaarder worden. Dat hangt met elkaar samen. Maar dat vraagt ook om een andere manier van demonteren en recyclen. En dan heb ik het nog niet eens over auto’s met zonnepanelen. Ook die zullen gedemonteerd moeten worden en dat vraagt om volstrekt nieuwe technieken.
Om die reden zoekt ARN ook constant contact met autofabrikanten om nu al te kunnen bepalen hoe bijvoorbeeld composieten uit elkaar gehaald kunnen worden. De uitvoeringsorganisatie slaat zogezegd nu al de brug naar de toekomst.
Batterij-doelstelling gehaald
De wettelijke eis van hergebruik van minimaal 50 procent van het gewicht van de Li-ion batterij is in 2020 ruimschoots behaald. In 2020 is meer dan 121 ton Li-ion batterijen ingezameld en verwerkt door ARN. In dat jaar namen meer dan 70 importeurs deel aan het collectieve systeem van ARN. In totaal is in 2020 ruim 121 ton aandrijfbatterijen ingezameld, waarvan ruim 80 procent naar een recyclingbedrijf is gegaan. Een kleine 20 procent van de afgedankte batterijen kreeg een tweede leven via een ombouwbedrijf voor hergebruik, daarbij ging het veelal om stationaire oplossingen voor de opslag van elektriciteit. Als een aandrijfbatterij naar een recyclingbedrijf gaat, kan ruim 70 procent van de grondstoffen worden teruggewonnen. De aandrijfbatterijen die een tweede leven krijgen, tellen voor nagenoeg 100 procent mee in het hergebruikpercentage; er is bij deze stap maar een klein percentage uitval.