In 2024 is het al zo ver: dan moet de Nederlandse textielindustrie ten minste vijftig procent van de eigen afzet kunnen hergebruiken of recyclen. Maar op dit moment belandt in Nederland nog meer dan de helft van het afgedankt textiel bij het restafval, en dus in de verbrandingsoven. Daarmee gaan grote hoeveelheden verloren van een waardevolle grondstof, hoe versleten het textiel ook is.
Een bedrijf dat laat zien wat er met die grondstof kan is Vodde. Vodde maakt sokken uit garens gesponnen van gebruikte kledingstukken, in een eigen fabriek in Tilburg. Daarmee zette het bedrijf al duizenden kilo’s post-consumer textiel lokaal om in nieuwe materialen. Nu gaat het bedrijf een stap verder, met een productieketen voor garens die niet door Vodde, maar door de hele textielbranche te gebruiken zijn.
Op weg naar circulariteit
De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, ook bekend als de UPV, laat nog eventjes op zich wachten – maar als deze komend voorjaar ingaat kan niemand in de Nederlandse textielbranche er meer onderuit. De UPV heeft een volledig circulaire textielindustrie in 2050 als einddoel, en daar wordt de komende jaren al stapsgewijs naartoe gewerkt met regelgeving en meetmomenten: een eerste in 2025, een volgende in 2030. Steeds moet een groter percentage van de textielafzet worden gerecycled of hergebruikt, het liefst in een lokale keten.
Met de garenketen die Vodde heeft opgezet komt dat doel iets dichterbij. Het bedrijf leverde al sokken van ‘voddengarens’ aan consumenten, retailers en werkkledingbedrijven, maar sinds kort kunnen ook merken bij hen terecht die de gerecyclede garens in hun producten willen gaan gebruiken. Die garens zijn grotendeels gemaakt van textiel dat door Sympany in Nederland wordt ingezameld, bij consumenten en bij merken zelf.
Van al het textiel dat bij Sympany terecht komt is een deel nog goed draagbare kleding, die direct door kan naar tweedehands kledingwinkels. Een ander deel wordt gerecycled. Als het aan Sympany ligt, gebeurt dat ‘zo hoogwaardig mogelijk. Idealiter worden er nieuwe, kwalitatieve gebruiksvoorwerpen van gemaakt. Sympany zoekt continu naar samenwerkingspartners in de recyclingbranche die dat kunnen – partners zoals Vodde.
Sympany was op zoek naar een leverancier die een continue toestroom van ‘vodden’ zou kunnen bieden. Vodde kreeg tot dat moment hoofdzakelijk restpartijen textiel aangeleverd van de werkkledingindustrie, waaronder uniforms van de Rijksoverheid. Dat werkte al aardig, want uniforms zijn vaak gelijk van kleur en materiaal en dat is belangrijk om stevige en egale garens te kunnen maken. Toch wilde Sympany ook graag samenwerken met een meer stabiele textielleverancier.
Sympany zamelt ongeveer 23 miljoen kilo textiel per jaar in via retailers en modemerken, en heeft op jaarbasis minimaal 3,5 miljoen kilo textiel beschikbaar voor het maken van garens. Sympany is niet alleen een stabiele, maar ook een transparante partner, die textiel zorgvuldig inzamelt en sorteert en bovendien dezelfde doelstelling heeft als Vodde: toewerken naar een circulaire economie. De twee partijen sloegen de handen ineen – in eerste instantie met sokken in gedachten, maar uiteindelijk met grotere plannen.
Vodden, vezels, garens
Dat Sympany textiel voor de sokkengarens zou gaan leveren, betekende dat bij het bedrijf een nieuwe sorteerstrategie moest worden geïntroduceerd om zo veel mogelijk textiel van dezelfde kleur en structuur te verzamelen voor de garenproductie. Tijdens de eerste sorteerronde werd door Sympany textiel verzameld in zeven verschillende kleuren. Dat textiel werd door een vervezelaar in Zuid-Europa mechanisch teruggebracht tot vezels. De resulterende vezel is altijd vrij kort, dus om deze tot garen te spinnen is er nog een tweede, langere steunvezel nodig. Daarvoor worden gerecyclede polyestervezels gebruikt, of cellulosevezels als Lyocell of Modal.
De garens waren in principe bedoeld voor sokken, maar door de ruime aanvoer van grondstoffen kon ook over andere toepassingen worden gedacht. En zie, de sokkengarens bleken eveneens voor andere producten geschikt, van shirts tot meubelbekleding en keukentextiel.
Dat biedt perspectief: voor de recycling van textiel ingezameld bij particulieren, maar ook voor de grootschalige aanvoer afkomstig van merken. Vanuit Sympany zijn ze vaak in contact met retailers die te maken hebben met overschotten kleding of die zelf kleding van consumenten willen gaan inzamelen. Zij maken het mogelijk om die kleding weer in gerecyclede vorm bij die merken zelf terug te brengen.
Gerecyclede garens op maat
Hoe ziet dat er concreet uit? Het ingezamelde product komt terecht bij Sympany, waar het wordt uitgesorteerd. Dan brengen zij het naar de vervezelaar. Aan het bedrijf dat het textiel heeft ingeleverd vragen ze welk product er van de vezels gemaakt moet worden, en dan adviseren zij een garentype. Er zijn op dit moment zeven basiskleuren beschikbaar evenals verschillende melanges, en de garens kunnen in verschillende diktes worden gemaakt: van weefgarens voor dikke materialen tot dunne garens voor meer delicate modestoffen. Die service is ook voor kleinere bedrijven beschikbaar: vanaf driehonderd kilo ingeleverd textiel, omgerekend ongeveer twaalfhonderd T-shirts, maakt Vodde het garen voor een bedrijf op maat.
De keten die Vodde heeft opgezet kan op jaarbasis ongeveer zeventien miljoen kilo ‘vodden’ tot garens verwerken. Voor de duidelijkheid: Vodde maakt er zelf geen stoffen, kledingstukken of andere consumentenproducten van. De garens worden vanuit Zuid-Europa direct naar de fabriek van het merk of de retailer gebracht. Zolang die fabriek maar in Europa staat of langs de rand daarvan, bijvoorbeeld in Turkije of Tunesië. Het merk kan de gerecyclede garens dan naar eigen inzicht weven of breien, en er eindproducten van maken die in de winkel kunnen worden verkocht. Daarmee is de cirkel rond.
Maar een enkele cirkel maakt nog geen circulair product: daarvoor moet het materiaal in theorie eindeloos herbruikbaar zijn. In de opbouw van hun garen houden ze rekening met het feit dat het opnieuw gerecycled moet kunnen worden. Daarvoor moet de meerderheid van de vezel uit katoen bestaan; in de regel hanteren ze een ondergrens van zestig procent. De rest kan van een ander materiaal zijn, met uitzondering van elastaan, dat aandeel moet onder de vier procent blijven. Dan is het garen prima opnieuw te gebruiken.